









Nadere invulling belanghebbende-begrip
Gevolgen van enige betekenis
In 2016 (uitspraak van 16 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:737) bepaalde de Afdeling dat er geen reden is om voor verschillende omgevingsrechtelijke besluiten verschillende criteria te hanteren. Voor alle omgevingsrechtelijke besluiten geldt sindsdien het criterium dat voor de vraag of iemand als belanghebbende kan worden aangemerkt, van belang is of gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden. Zie rechtsoverweging 18.2:
Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief bepaalbaar belang bij het besluit te hebben.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, onder meer neergelegd in de uitspraak van 12 februari 2014, in zaak nr. 201210530/1/A4, zijn onder meer de eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden, belanghebbenden bij het verlenen van een milieuomgevingsvergunning voor die inrichting. Daarbij is niet van belang in welke mate milieugevolgen kunnen worden ondervonden; zie de uitspraak van 12 september 2012 in zaak nr. 201103786/1/A4.
Ten aanzien van een evenementenvergunning voor een popfestival heeft de Afdeling in de uitspraak van 22 oktober 2014, in zaak nr. 201402260/1/A3, overwogen dat appellante geen belanghebbende is nu niet aannemelijk is dat zij, naar objectieve maatstaven gemeten, als gevolg van het popfestival hinder van enige betekenis ondervindt. Appellante wordt dan ook niet geraakt in een objectief bepaalbaar belang dat rechtstreeks bij het besluit tot vergunningverlening is betrokken.
Ten aanzien van de vaststelling van een bestemmingsplan hanteert de Afdeling in voorkomende gevallen eveneens het criterium dat, voor zover de belanghebbendheid wordt ontleend aan hinder vanwege in het bestemmingsplan toegestane activiteiten, de betrokkene aannemelijk moet maken dat hij, naar objectieve maatstaven gemeten, hinder van enige betekenis ondervindt. Zie de uitspraak van 10 december 2014 in zaak nr. 201308511/1/R4.
De Afdeling ziet uit een oogpunt van eenvormige toepassing van artikel 1:2 van de Awb in vergelijkbare situaties aanleiding om bij de bepaling van de belanghebbendheid bij milieuomgevingsvergunningen aan te sluiten bij de hierboven genoemde uitspraken van 22 oktober 2014 en 10 december 2014. Er is immers geen reden een onderscheid te maken bij de bepaling van de kring van belanghebbenden indien het gaat om de gevolgen van het verlenen van een evenementenvergunning, de vaststelling van een bestemmingsplan of het verlenen van een milieuomgevingsvergunning. Dit betekent dat voor de belanghebbendheid bij een milieuomgevingsvergunning aannemelijk moet zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkene gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden. De Afdeling komt hiermee terug van de hierboven genoemde uitspraak van 12 september 2012.
Nadere invulling ‘gevolgen van enige betekenis’
In 2017 (uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271) vult de Afdeling het criterium nader in. Zie rechtsoverweging 3.2:
Gelet op de in de praktijk gerezen vragen over de invulling van het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ overweegt de Afdeling als volgt.
Het uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
Indien bepaalde milieugevolgen zijn genormeerd door een afstandseis, een contour of een grenswaarde, is deze norm niet bepalend voor de vraag of de betrokkene belanghebbende is bij het besluit. Indien het besluit en de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, komt de vraag of aan die norm wordt voldaan aan de orde bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
De kring van belanghebbenden kan verschillen naar gelang de aard van het besluit. Zo hoeft de kring van belanghebbenden bij een handhavingsbesluit niet altijd samen te vallen met de kring van belanghebbenden bij een besluit tot vergunningverlening.
Bij besluiten over activiteiten in het omgevingsrecht is het de taak van het bestuursorgaan om de kring van belanghebbenden vast te stellen aan de hand van (onderzoek naar) de feitelijke gevolgen van het besluit. Uiteindelijk is het aan de bestuursrechter om te oordelen over de vraag wie belanghebbende bij een besluit zijn. De betrokken rechtzoekende hoeft derhalve niet zelf aan te tonen dat hij belanghebbende bij een besluit is. Slechts indien tijdens de procedure de vraag aan de orde is of ‘gevolgen van enige betekenis’ ontbreken en dus de vraag of er aanleiding is de correctie toe te passen, kan en mag van de betrokkene worden gevraagd uit te leggen welke feitelijke gevolgen hij van de activiteit ondervindt of vreest te zullen ondervinden.
Meer weten? Neem contact op met Maarten Kamp, advocaat bestuursrecht te Amsterdam. Mail of bel voor een vrijblijvende afspraak 020 6121806.
Bel direct op: 020 - 612 18 06
Of stuur een email