









Dwangsom wegens niet tijdig beslissen op verzoek vergoeding planschade. Wanneer?
Dwangsom wegens niet tijdig beslissen
Artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat wanneer een bestuursorgaan niet tijdig besluit op een aanvraag om een beschikking, het aan de aanvrager een dwangsom verbeurt voor elke dag dat het in gebreke is. Ingevolge artikel 4:13 Awb betekent tijdig : binnen een wettelijk gegeven termijn of - bij het ontbrekend daarvan- binnen een redelijke termijn, welke in ieder geval is verstreken na 8 weken.
Wanneer dwangsom bij verzoek om planschadevergoeding?
Deze algemene bepalingen zijn vanzelfsprekend ook van toepassing bij aanvragen om tegemoetkoming in planschade. Maar wanneer is een gemeente nu te laat met besluiten op een aanvraag ex artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro), en wanneer kunnen zij dus met recht in gebreke worden gesteld? Met andere woorden: Is er sprake van een wettelijke termijn of is er sprake van een redelijke termijn die in ieder geval is verstreken na 8 weken?
Wettelijke termijn om te beslissen of redelijke termijn om te beslissen?
Op 2 oktober 2013 oordeelde de Afdeling (ABRS d.d. 02-10-2013, zaaknr. 201301712/1/A2) dat er met betrekking tot aanvragen om tegemoetkoming in planschade in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), in samenhang met de gemeentelijke Procedureverordening, sprake is van een bij wettelijk voorschrift gestelde beslistermijn (als bedoeld in artikel 4:13 Awb).
De vraag is waar deze termijn dan wettelijk is verankerd. Hiertoe wijst de Afdeling allereerst op artikel 6.1.3.3 Bro, waarin is voorgeschreven dat bij gemeentelijke (of provinciale) verordening (of ministeriële regeling) regels worden gegeven “over de aanwijzing van een adviseur en de wijze waarop deze tot een advies komt”. Nagenoeg alle gemeenten in Nederland hebben aan deze wettelijke verplichting invulling gegeven door het vaststellen van een op de door de VNG uitgegeven ‘Model- Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade’ gebaseerde verordening.
VNG ‘Model- Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade’
Ingevolge artikel 2 van die Procedureverordening (gelezen in samenhang met artikel 6.1.3.1 Bro) dienen burgemeester en wethouders, indien een aanvraag niet als kennelijk ongegrond wordt afgewezen, in beginsel binnen (12 + 4 =) 16 weken na ontvangst van de aanvraag een onafhankelijk adviseur aan te wijzen, die ter zake van de aanvraag advies moet uitbrengen.
Vervolgens is in artikel 6 van de (Model-)Procedureverordening bepaald dat die onafhankelijke adviseur in beginsel binnen 16 weken tot een conceptadvies dient te komen, waarna alle betrokken partijen gedurende 4 weken in de gelegenheid moeten worden gesteld om eventuele zienswijzen op dat conceptadvies kenbaar te maken.
Voor het uitbrengen van een definitief advies, waarbij zienswijzenreacties zijn betrokken, heeft de adviseur dan nog eens maximaal 4 weken de tijd. Zo duurt de adviesfase in beginsel (behoudens de mogelijkheid om de termijn voor het uitbrengen van conceptadvies eenmaal met 4 weken te verlengen) maximaal (16 + 4 + 4 =) 24 weken.
Tot slot is in artikel 6.1.3.6 Bro bepaald dat burgemeester en wethouders in beginsel (behoudens de mogelijkheid om deze termijn eenmaal met 4 weken te verlengen) binnen 8 weken na ontvangst van het (definitieve) advies van de onafhankelijke adviseur hun inhoudelijke beslissing op de aanvraag om tegemoetkoming in planschade aan de aanvrager bekend moeten maken.
De totale beslistermijn voor een aanvraag om tegemoetkoming in planschade
Gelet op de voorbeschreven fasen in de besluitvorming op een aanvraag om tegemoetkoming in planschade en de daarvoor voorgeschreven termijnen, bedraagt de totale beslistermijn voor een aanvraag om tegemoetkoming in planschade volgens de Afdeling in beginsel (16 + 24 + 8 =) 48 weken, te rekenen vanaf het moment van ontvangst van de aanvraag. Let wel, dit is wanneer er gedurende de procedure geen opschorting en/of verlenging van termijnen heeft plaatsgehad.
Conclusie
Eerst na verloop van deze totale beslistermijn van in beginsel 48 weken geraken burgemeester en wethouders in verzuim, en kunnen zij worden geconfronteerd met een schriftelijke ingebrekestelling door de aanvrager. In dat geval zullen zij na verloop van nog eens 2 weken een dwangsom gaan verbeuren (artikel 4.17 Awb), en geconfronteerd kunnen worden met een beroepsprocedure wegens het niet tijdig beslissen (artikel 6:12 jo 7:1 Awb). Pas na (48 +2=) 50 weken zal er in dat geval – indien er geen beslissing is genomen - een dwangsom worden verbeurd.
Bel direct op: 020 - 612 18 06
Of stuur een email